van Kommuh tot Kommagene
Het koninkrijk Kommagene was gelegen in het zuidoosten van Turkije, haar oostelijke grens liep evenwijdig aan de Eufraat.
“Eiken en platanen bedekken de heuvels. De vallei staat vol met vijgen, olijf- walnoot- en granaatbomen, druivenstruiken en oleanders. Nergens leveren de graanvelden zo’n overvloedige oogst op.” Je kunt je nauwelijks voorstellen dat deze beschrijving van een Duitser die door deze streek reisde, dateert van minder dan honderd jaar geleden.
Als je zijn verslag leest, lijkt het of hij het paradijs beschrijft. Inderdaad wordt gezegd dat op deze plaats eens de Hof van Eden bloesemde.
Vandaag de dag heeft dit land weinig weg van een paradijs. De meeste bomen zijn geveld en de geiten zijn druk doende de laatste resten vegetatie op te vreten. Toch kan de irrigatie waartoe de eerste aanzet is gegeven, wonderen verrichten. Ook worden er pogingen ondernomen het land opnieuw te bebossen. De bodem is bijzonder vruchtbaar en sprankelend bergwater borrelt uit talloze bronnen omhoog.
In het verleden stond Kommagene bekend om zijn rijkdom aan mineralen en delfstoffen zoals bruinkool, gips, goud, ijzererts en olie. Een deel van deze natuurlijke rijkdommen zijn opnieuw ontdekt. In de zestiger jaren bijvoorbeeld waste een archeoloog met succes goud uit de Eufraat.
Een andere ontdekking was de aardolie. Gedurende de laatste jaren is er uitgebreid geboord naar olie. Overal in het landschap ziet men hoe het aantal boortorens en jaknikkers van de Turkish Petrol Organisation (TPO) zich vermenigvuldigt, op jacht naar het zwarte goud.
Maar nu moeten we terug in de tijd. Rond 850 v.C. verschijnt Kommagene voor het eerst in de annalen van de geschreven geschiedenis. In die tijd was Kommagene een satellietstaat van de Assyriërs. Volgens de geschriften van een Assyrische koning, moest de bevolking een jaarlijks tribuut betalen bestaande uit goud, zilver en het kostbare cederhout. Blijkbaar groeide de waardevolle cederboom niet alleen op de heuvels van de Libanon, maar ook op die van Kommagene.
Rond 700 v.C. rebelleerde een Kommageense koning. De Assyrische koning Sargon versloeg hem. Sargon heeft een levendige beschrijving van deze opstandige koning nagelaten: “Hij is een goddeloos man die geen respect heeft voor de goden. Hij broedt op slechte dingen en zit vol sluwheid.” We mogen aannemen dat Sargons beschrijving subjectief is.
Sargon gaat verder met: “Ik nam zijn vrouw in bezit, zijn zonen, zijn dochters, zijn bezittingen, zijn schatten, en tenslotte deporteerde ik zijn bevolking naar het zuiden van Mesopotamië”, het huidige Irak.
Rond 600 v.C. worden de Assyriërs verslagen door de Babyloniërs. De laatste slag werd bij Samosata, de toekomstige hoofdstad van Kommagene, geleverd. Hier, aan de oevers van de Eufraat, verenigden de restanten van het Assyrische leger zich met het Egyptische leger tegen de Babyloniërs. De veldslag werd door de Babylonische koning gewonnen.
De bevolking van Kommagene zag hoe op hun beurt de Babyloniërs het veld moesten ruimen voor de Perzen rond 550 v.C. En vervolgens moesten de Perzen weer het veld ruimen voor de Grieken onder aanvoering van Alexander de Grote.
Rond 300 v.C. kwam Kommagene in het bezit van een erfgenaam van Alexander de Grote. Dit was Koning Seleukos I Nicator, die de dynastie van de Seleuciden stichtte. Hij was een van de Griekse voorouders van de Kommageense koningen. Rond 130 v.C. wordt Kommagene een onafhankelijk koninkrijk.
Leuk filmpje over Nemrud en Kommagene, te zien op YouTube. Om te bekijken, klikt u hier.