Romeinse muntschat, heiligenbeeld of toch de midden-paleolithische vuistbijl?

De twijfel van een professionele liefhebber!

Toen Anne mij, nu al weer geruime tijd geleden, vroeg om een stukje te schrijven over mijn meest bijzondere vondst, heb ik diep na moeten denken en ik ben er eigenlijk nog steeds niet uit. Iedereen die mij kent weet wat mijn passie is en denkt natuurlijk dat een artefact van Neanderthalers bovenaan mijn lijstje staat. Maar er zijn wat dat betreft meer kapers op de kust, zelfs vondsten uit de Romeinse tijd en Middeleeuwen dingen mee! Soms ben ik slecht in het maken van keuzes en deze rubriek is hier een uitstekend voorbeeld van. Om mijn top drie te presenteren is enige achtergrondinformatie wenselijk vandaar dat mijn bijdrage vrij uitgebreid is.

Ik was van jongs af aan al geïnteresseerd in de Oudheid. Dit is mede te danken aan mijn moeder die mij na het overlijden (1975) van mijn vader overal mee naar toe nam: Egypte, Griekenland, Italië, noem maar op. Eén van die reizen bracht ons in het (toen nog) dorpje Paphos, aan de zuidkust van Cyprus. In die tijd, we hebben het dan over de eerste helft van de jaren ’80, begon Cyprus net bekendheid te krijgen als vakantiebestemming. De toenemende populariteit van het eiland leidde tot de onvermijdelijke bouw van hotels, restaurants en souvenirwinkels, waardoor de zeer rijke geschiedenis van Paphos in het gedrang kwam. Er werd in die tijd ontzettend veel opgegraven, vooral graven en graftombes uit de Hellenistische periode en de Romeinse tijd.

Marcel Niekus in graftombe PaphosTijdens een wandeling langs de kustboulevard van Paphos zag ik archeologen bezig. Nadat ik mijzelf moed had ingepraat – ik was toen een jaar of 12 – vroeg ik in mijn beste Engels: ‘Can I help you’? En dat mocht! In de weken die volgden stond ik elke doordeweekse dag vroeg op en liep vanuit het hotel waar wij verbleven naar de Romeinse opgraving. Vanwege de extreme hitte (het was zomer, de temperaturen liepen overdag vaak op tot boven de 40 graden) begon men ’s ochtends vroeg en stopte bijtijds om siësta te houden. Ik mocht voorzichtig de inhoud van graven troffelen, maar veel leverde dat niet op afgezien van een handjevol scherven en een enkel parfumflesje; de meeste graven waren al in de Oudheid leeggeroofd. Maar de interesse in de archeologie was verder aangewakkerd! Meerdere jaren achtereen gingen mijn moeder en ik naar Paphos en elk jaar deed ik weer mee met de opgravingen, het ene graf na het andere. Een van de meest bijzondere momenten was toen ik een groot in de rotsen uitgehouwen grafcomplex als eerste (ik was toen nog rank van postuur) mocht betreden door mij door een spleet in de muur naar binnen te worstelen. Ook dit complex was helaas al leeggeroofd.

De archeoloog waar ik kennis mee had gemaakt, Demetrios Michaelides (destijds hoofd van de archeologische dienst van Paphos) nodigde mij een van die zomers uit om mee te graven in een Romeinse villa vlakbij de haven. Het ‘Huis van Hercules’ – de villa werd zo genoemd vanwege een mozaïek dat in de jaren ’40 was ontdekt – is in de 3e eeuw na Christus door een aardbeving ingestort waardoor de inventaris nagenoeg volledig bewaard is gebleven. Tijdens een van de campagnes vond ik zelf een heuseHouse of Orpheus, Romeinse mozaiek Romeinse muntschat! Weliswaar een kleine schat (ik meen een stuk of 10 munten waaronder bronzen ‘assen’) maar ik kon mijn geluk niet op. Hoogtepunt van deze Romeinse villa is zonder twijfel het grote mozaïek van Orpheus, waardoor de villa nu bekend staat als het ‘Huis van Orpheus’. Van de muntschat zelf heb ik helaas geen foto maar wel van het Orpheus mozaïek. Behalve het graven, in feite hakken want we werkten met een hak om de grond los te maken, hielp ik ook mee met het nummeren van aardewerk en het plakken van scherven; refitten. Een handigheid die mij veel later ook weer van pas zou komen maar dan met vuurstenen artefacten.

Bij terugkomst in Nederland was ik zo in de ban van de archeologie dat ik contact heb opgenomen met wijlen Jaap Boersma, destijds conservator Archeologie van het Groninger Museum. Met als gevolg dat ik twee seizoenen heb meegegraven in Heveskesklooster, zowel op de wierde, het klooster en het hunebed. Elke dag fietste ik tijdens de zomervakantie van Hoogezand richting Delfzijl.

Via Boersma kwam ik ook in contact met Gert Kortekaas en zijn medewerkers van Stichting Monument & Materiaal. Met Gert en co. heb ik aan vele kleine en grote opgravingen meegewerkt (bijv. Kattendiep, Schoolholm, Zuiderdiep, Martinikerkhof etc), maar ook noodonderzoekjes van een paar uurtjes in de weekenden. Een van de grootste opgravingen (1990) was die van het Wolters-Noordhoff complex in hartje stad, direct naast het voormalige Biologisch-Archaeologisch Instituut aan de Poststraat waar ik jaren later zou gaan studeren. In een van de beerputten die aan het licht kwamen vond ik samen met een amateur een zeer bijzonder Johannes de Doper in beerputzandstenen beeld uit de 16e eeuw, naar later bleek van Johannes de Doper. Vage resten van bladgoud waren nog aanwezig. Helaas heb ik met mijn schop een klein deukje in zijn neus gemaakt, maar dat was mij al snel weer vergeven. Ik ben al een tijdje niet meer in het Groninger Museum geweest maar daar heeft het beeld enige tijd tentoongesteld gestaan, misschien nu nog wel. Prachtig dat stadskernonderzoek, ik bewaar daar nog altijd zeer goede herinneringen aan!

Op een van de was- en plakavonden bij M&M kwam ik in contact met Oene de Graaf, amateur-archeoloog uit Hoogkerk. Oene was vooral geïnteresseerd in Steentijd en liet mij vondsten zien uit zijn zoekgebieden bij Slochteren en Lieveren. Ik was verkocht! Allemaal leuk en aardig die Romeinse Tijd en Middeleeuwen maar de Steentijd trok me uiteindelijk veel meer. Het contact met Oene (hij is overleden in 2018) intensiveerde en we trokken samen veel op. Regelmatig gingen we naar mesolithische vindplaatsen die hij en zijn vroegere zoekmaat Eldert Ameling bij Slochteren hadden ontdekt en ook in Drenthe gingen we zo nu en dan zoeken, onder meer bij Balloo, Lieveren en Anloo. Zelf ging in de omgeving van Hoogezand waar ik toen woonde stenen zoeken. Ook in deze omgeving was een en ander aan mesolithisch materiaal te vinden. Op een van deze vindplaatsen deed Henny Groenendijk in 1986 nog een kleine opgraving waarbij meerdere haardkuilen aan het licht kwamen. Wat was ik trots toen er een stukje in de krant verscheen dat scholier Marcel Niekus een mesolithische vindplaats had ontdekt!

Tijdens mijn studietijd heb ik mij steeds meer op de Steentijden gespecialiseerd, met scripties over de laat-paleolithische Bromme-cultuur in Scandinavië en midden-paleolithische artefacten uit de groeves bij Rhenen. Na mijn studie (ik ben afgestudeerd in 1996) heb ik enkele jaren in de commerciële archeologie gewerkt met projecten die in tijd liepen van Mesolithicum tot in de Vroege Middeleeuwen. Vanaf 2001 heb ik jaren aan het GIA gewerkt. In die tijd stond het Mesolithicum (en Laat-Paleolithicum) voor mij centraal tot de bewuste 10 maart 2007 toen wij de vindplaats Peest ontdekten. De eerste oppervlaktevondst van de akker, een kleine afslag die ik zelf vond, staat me nog helder voor de geest. Maar het heeft nog jaren geduurd voordat ik eindelijk een vuistbijl opraapte. Zaterdag 21 mei 2011 was een gedenkwaardige dag. Behalve afslagen werden op die dag maar liefst 3 of 4 vuistbijlen opgeraapt! Linda Kiers vond een afgebroken vuistbijltop, Dick Brinkhuizen een vuistbijlfragment en Jaap Beuker een recent kapot geploegd vuistbijlfragment. Maar tot mijn grote frustratie voor Hartvormige Mousterien vuistbijl 2011mij geen vuistbijl… Aan het einde van de middag besloot ik nog een stukje van de akker af te zoeken want ik moest en zou een exemplaar vinden. Na een tijdje vruchteloos rondgelopen te hebben zag ik een klein stukje vuursteen uit een van de ploegvoren steken. Toen ik er aan trok werd het stukje vuursteen groter en groter en ja hoor daar was dan eindelijk de vuistbijl! Ik schreeuwde naar de rest van de groep die ondertussen pauzeerde langs de rand van de akker: ‘Ik heb er een!’. Wat een geweldig gevoel om een 50.000 jaar oud werktuig in je handen te houden en dan ook nog een compleet exemplaar. Ik heb een klein dansje gedaan. ‘Mijn’ vuistbijl (vondstnummer 75) heeft in een vitrine in het Drents Museum gehangen en zal daar ook terugkeren zodra de nieuwe archeologische expositie gereed is. De kans om nu nog een vuistbijl op onze vindplaats op te rapen is zeer klein, maar op mijn wensenlijstje staat nog een fraaie Moustérien-spits. Wie weet…

Marcel Niekus 

Een verhaal van Marcel Niekus, van professie archeoloog, maar bovenal liefhebber! De "Verteller van het Oude" was erbij toen Marcel zijn vuistbijl vond. Zijn opgewonden kreten galmen zelfs nu nog door mijn oren!

Klik hier voor meer verhalen van (amateur)archeologen en hun vondsten.

Laat u inspireren door mijn verhalen uit het verleden!